vrijdag 10 januari 2014

Plagiaat in soorten en maten

Mede dankzij Sante Brun  weten we al wat zelfplagiaat is, maar over de vraag, wanneer er sprake is van plagiaat ontstaat altijd veel discussie. Neem het geval Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans. Een betweter verkondigde onlangs dat de ooit zo gevierde schrijver/entertainer Alice in Wonderland had geplagieerd, maar Theodor Holman riep terecht dat je plagiaat niet moet verwarren met epigonisme (min of meer nadoen). Om deze passage af te maken: een andere Twitteraar liet weten 'Erik' beter te vinden dan 'Alice'.

De Amsterdamse professor poneerde in publikaties stellingen, die hij eerder in wetenschappelijke publikaties had geformuleerd, maar gaf dat niet aan en dat mag blijkbaar niet. Ze zoeken het maar uit.

Ik heb wel eens een verhaal van  mijn vader  overgeschreven, maar dat was geen plagiaat. Dat zit zo: Onlangs vond ik een pagina uit De Kermisgids, officieel orgaan van de Bond van Kermisbedrijfhouders BOVAK. Aan de advertenties op de achterkant was te zien dat  het ging om een nummer van dat tijdschrift uit 1950. Nu was mijn vader in die periode ziek en opgenomen. Toch moest er brood op de plank komen, dus haalde mijn moeder de leggers van De Nieuwe Eeuw voor de dag, waarin haar man in de eerste helft van de vorige eeuw meer dan duizend verhalen had geschreven. Ook over de kermis. Daar zat wel iets bij waarmee wij  'De Kermisgids' zouden kunnen gerieven en zoiets leverde dan wel   25 piek op, of zo.

Op verzoek van mijn moeder, nam ik, zestien jaar, plaats aan de schrijftafel van mijn vader om het verhaal De Varkensvanger op zijn Erica kofferschrijfmachine over te typen. Zodoende heb ik althans het handwerk met twee vingers geleerd. Aan het tienvingersysteem ben ik nooit toegekomen, maar dankzij de praktijk op onder meer een telex van de PTT typ ik wel bijna blindelings. Ik geef toe, met plagiaat heeft dit allemaal niks te maken. Wel met exploitatie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten