zondag 19 december 2010

Relict

Wikipedia: Een relict is een organisme, soort of verschijnsel () uit vroeger tijden dat de grote veranderingen sindsdien in het milieu heeft overleefd, terwijl de andere soorten zijn uitgestorven dan wel verdwenen.toiletrelict_dendeijlHoewel het niet voldoet aan de voorwaarde dat ‘de andere soorten zijn verdwenen’, is het afgebeelde toiletgebouwtje een typisch voorbeeld van een relict. Het gebouwtje, dat allang niet meer doet wat het belooft, namelijk toilet wezen, staat bij het Bredase etablissement Huis Den Deijl, achter het Mastbosch in Breda.

Bij een groot familiefeest dat wij daar mochten beleven, werd ik bestormd door herinneringen. Dat feest was ook niet voor niets dáár georganiseerd. Onze familie is als het ware onverbrekelijk met Den Deijl  verbonden. Mijn jongste zus had er bij voorbeeld in 1945 haar bruiloft, waarbij men volgens mijn vader, bij gebrek aan beter, ‘korstjes van pasteien’ at.

Het huis in rustieke stijl tussen het Mastbosch (aan het eind van de drie Eeuwigheidslaantjes) en de buurtschap Overa, moet in het begin van de jaren dertig aan een zandweg, zonder electriciteit, ver van de bewoonde wereld, zijn gebouwd. Jan van Deijl, een employé van de Holland Amerika Lijn, was door de dokter ‘zuivere boslucht’ voorgeschreven.

Mijn moeder, die een verwoed bridger was, kwam via dat edele spel met de Van Deijls in contact, fietste regelmatig de Eeuwigheidslaatjes af, om er bij kaars- en petroleumlicht te gaan kaarten. Mevrouw Van Deijl was eigenlijk te jong, om als echtgenote van een rentenier te fungeren en verveelde zich in wat toen nog wel werd bestempeld als ‘n negorij. Waarop mijn moeder haar het idee aan de hand deed, een theeschenkerij te beginnen.

Jan van Deijl deed wel mee, maar was toch eerder kunstminnaar dan horecaman. Het duurde niet lang, of hij bouwde naast het huis een kunstzaal, waar vooral Bredase kunstenaars, onder wie mijn vaders vriend Jan Strube, gelegenheid kregen, te exposeren. Best wel slim, want de bezoekers die op zondagmiddag toestroomden hadden natuurlijk ook dorst.
_____________________________________________bruiloft_bij_dendeijl

De bruiloft in 1945 op het podium van het openluchttheater. Aan het onkruid is te zien, dat er in de oorlog nauwelijks was gespeeld.
__________________________________________________________

Door de kunst ontstond er ook een zekere vriendschap met mijn vader, die Van Deijl ervoor wist te porren, achter de kunstzaal en naast de moestuin een openluchttheatertje te bouwen. Het kwam die in zoverre wel goed uit, dat hij lucht had gekregen van de aanstaande afbraak van een korenmolen (dat ging toen nog zomaar), waarbij een enorme hoeveelheid handgevormde bakstenen zouden vrij komen. Omdat Van Deijl voor die bakstenen nog niet direct een bestemming had besloot hij, ze voorlopig te verwerken in de tribune van het theatertje. Daarna waren er nog genoeg stenen over voor onder meer een overdekte loge bovenaan de tribune. En voor dat toiletgebouwtje plus het ook nog steeds bestaande prieel dat als kassa fungeerde.

Het theater werd geopend met Molière’s Schelmenstreken van Scapin, door beroepsacteurs, onder wie mijn ouders. Vervolgens – het was nog steeds voor de oorlog – schreef mijn vader zijn eerste openluchtspel, De Vuurwolf, dat daar herhaaldelijk door amateurs is opgevoerd. Het was zo’n succes dat Van Deijl zei: Voor mijn part doe je dat elk jaar. In 1947 volgde de première van In ‘t Ooievaarsnest door het toenmalig Rotterdams Toneel onder leiding van Johan Steenbergen. De achterkant van de kunstzaal fungeerde, uiteraard aangepast, als decor; de zaal zelf als kleedruimte.

Vanuit die inmiddels sterk vergrote zaal ‘voor bruiloften en partijen’ keek ik tijdens het familiefeest door een glazen deur naar wat overgebleven is van het theatertje: het podium dat nu als terras dient en waarachtig de loge, waarin nu stoelen staan opgestapeld.

Over relicten gesproken: voor Huis Den Deijl, dat trouwens in- noch uitwendig is veranderd, ligt ook nog steeds het vijvertje, dat destijds op ons een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefende en waar mijn jonger broertje dan ook prompt in is gekukeld. Ik zie ‘m nog staan, in de badjas van mevrouw Van Deijl.

Meer over mijn vader, een ‘Bredase getuige van de negentiende eeuw’.

1 opmerking:

  1. Bij een van die 'Vuurwolf-opvoeringen' bij Den Deijl, ben ik nog als figurant tussen het volk opgetreden. Ik moest roepen: 'Daar is de Bruggeling van beticht en die is er voor gegeseld!' Maar tijdens de repetitie riep ik tot algemene hilariteit: bruggenwachter. Ach, ik was nog maar 'n knulletje van 'n jaar of zestien.

    BeantwoordenVerwijderen